
De vierde dag van de Camino was het keerpunt. Niet alleen omdat mijn benen begonnen te protesteren of omdat mijn voeten inmiddels doorhadden wat er van ze werd gevraagd. Maar omdat ik voor het eerst echt voelde wat ik al zo lang met me mee had gedragen onzichtbaar maar altijd aanwezig: de emotionele en mentale ballast.
Het begon al bij het opstaan die ochtend. Mijn rug voelde stijf, mijn hoofd vol. De spanning van de afgelopen maanden zat in mijn lijf opgeslagen, niet alleen van het lopen, maar van het hele proces van verhuizen, loslaten, opnieuw kiezen. Ik voelde me moe. Niet het soort moe dat je met een nacht slaap oplost, maar die diepe vermoeidheid van steeds sterk moeten zijn, steeds doorgaan, terwijl je eigenlijk even niet weet waarheen.
Elke stap die dag voelde als een uitnodiging om af te pellen. Om laagjes van controle, verwachtingen, en oude verhalen achter te laten. Ik dacht aan hoe vaak ik mezelf heb verteld wat ik moest doen, hoe ik moest zijn, wat anderen van me verwachten. Aan hoe hard ik mijn best heb gedaan om te bewijzen dat ik alles kan, een goede dochter zijn, werknemer, moeder, echtgenoot, leerling, vriendin.
En tegelijkertijd voelde ik: ik hoef het niet allemaal te dragen. Niet meer.
Er waren momenten tijdens die wandeling waarop ik ineens overvallen werd door emoties. Niet per se verdriet, maar wel iets rauws. Op een stuk waar het pad zich opende en ik alleen liep, kwam het omhoog, dat rauwe randje van het niet-weten. Ik dacht aan mijn gezin in Portugal, hoe we allemaal op onze eigen manier aan het zoeken waren. Hoe mijn kinderen en echtgenoot het proces aangingen. En ik? Ik was vaak degene die riep: “We doen dit!”
Ik voelde het vaak als ik alleen in de auto reed door Portugal, ik voelde het dan in mijn hele lijf: Ja, dit is het. Ik schreeuwde ook vaak in de auto. “JA, we doen dit!” Ik voelde me even zó trots, zó krachtig. Niet omdat ik alles wist, maar omdat ik voor het eerst echt voelde: ik kies dit. Vanuit mezelf. Ik kies niet voor een ander.
En toch... diezelfde avond zag ik mijn gezin weer. Kleine ruzies, heimwee, vragen zonder antwoorden. Dan voelde ik me in plaats van super krachtig weer schuldig, machteloos ook. Alsof ik ze had meegetrokken in een avontuur dat ik zelf had bedacht.
Die dag op de Camino hielp me beseffen: loslaten is niet alleen iets wat je individueel doet, het is iets wat je samen meemaakt, maar wel ieder op z’n eigen manier. Ik kon niet voor mijn kinderen de onzekerheid wegnemen. Ik kon niet voor mijn man bepalen hoe zijn proces eruit moest zien. Wat ik wél kon doen, was aanwezig blijven. Blijven lopen, blijven ademen, blijven zeggen: het mag er allemaal zijn.
Als verbinder zie ik dit vaak bij mensen in transitiefases. Of het nu gaat om een carrièreverandering, een scheiding, of een burn-out: loslaten is het moeilijkste wat er is. Want het voelt alsof je jezelf verliest. Maar in werkelijkheid creëer je ruimte om jezelf opnieuw te ontmoeten.
De Camino leerde mij dat loslaten niet één groot moment is, maar honderd kleine momenten van kiezen. Keer op keer. Het is toegeven dat je het even niet weet. Het is stil worden als je hoofd nog wil roepen. Het is huilen zonder reden, en daarna weer verder lopen.
En ergens tussen die stappen, ontstaat er rust. Een zachtere stem die zegt: je doet het goed. Dit is het pad. Blijf maar lopen.
Reactie plaatsen
Reacties